Als er één onderwerp is waarbij de samenhang en het spanningsveld tussen dierenwelzijn en diergezondheid aan het licht treedt, dan is het wel bij vogelgriep. Maar voordat ik inga op deze dierziekte, de gevolgen ervan en de maatregelen die de overheid treft en niet treft, eerst even iets over een achterhaald idee.
Veehouders voeren vaak aan dat het met het welzijn van hun dieren dik in orde is, omdat ze gezond zijn, goed ”vreten”, goed groeien en goed melk, vlees of eieren produceren. Als er dieren ziek zijn, dan komt de dierenarts. De afwezigheid van pijn, ongerief, ziekte, dorst en honger is lange tijd gezien als goede maatstaf voor dierenwelzijn. Dit idee dateert uit de 20ste eeuw. We leven inmiddels in de 21-ste eeuw. Voortschrijdend inzicht: een dier moet in al zijn gedragsbehoeften kunnen voorzien. Het moet keuzes kunnen maken, zich prettig voelen, positief welzijn ervaren, zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. Het leven van een dier moet het waard zijn om geleefd te worden.
Meer dan zes miljoen kippen gedood
En toen was daar vogelgriep, hoog pathogeen, dat wil zeggen ziekmakend, leidend tot sterfte. In Nederland waren er uitbraken in 2003 (H7N7), in 2014 (H5N8), 2016 en 2017 (H5N8), 2020 (H5N8), 2021 (H5N1), 2023 (H5N1), 2024 (H5N1), 2025 (H5N1). Een ramp voor gehouden vogels, voor wilde vogels en inmiddels ook voor zoogdieren, wereldwijd. Binnenkort of later misschien ook wel voor de mens.
Maatregelen ter bestrijding van vogelgriep tasten het welzijn van miljoenen dieren aan. De H5N1 epidemie heeft alleen al in Nederland in de jaren 2021, 2022 en 2023 het leven gekost van meer dan zes miljoen kippen. Lang niet al die dieren waren ziek. Maar door de grote concentratie van kippen in stallen, lopen alle voor vogelgriep gevoelige dieren bij een uitbraak op één locatie het risico om besmet te raken. Daarom worden alle dieren ter plekke vergast. Het gaat dan vaak om tienduizenden dieren per uitbraak, soms om honderd- of tweehonderdduizend.
Mutatie van laag- naar hoogpathogeen in pluimveestallen
Dat is niet ongevaarlijk voor de mens. Zo bleek onder meer in 2003, toen een dierenarts overleed ten gevolge van een besmetting met H7N7. Die variant, is achteraf vastgesteld, was ontstaan in een Nederlandse kippenstal. In juli 2024 werd een H7N5 aangetroffen op een legbedrijf in Bad Bentheim, vlakbij de Nederlandse grens. Dit hoogpathogene virus moet welhaast in de stallen zijn ontstaan uit een laagpathogene variant. De wilde vogels, die vaak de schuld krijgen als bron van virusverspreiding, konden in dit geval onmogelijk als oorzaak worden aangewezen.
Rol van wilde vogels
Toch spelen die wilde vogels wel degelijk een rol, alhoewel moeilijk vast te stellen is om welke rol het precies gaat. Het gemak waarmee de vrij rondvliegende eenden en ganzen als zondebok werden aangewezen, was lange tijd van grote invloed op het traceringsonderzoek. De conclusies van dit onderzoek gingen zelden verder dan ‘’vermoedelijk’’ of ’’hoogstwaarschijnlijk’’ veroorzaakt door wilde vogels. De structuur van de pluimveehouderij met stallen zonder geregeld toezicht van de eigenaar (zogeheten bedrijfslocaties), bleef veelal buiten beschouwing. Evenals de rol van medewerkers die op meerdere locaties de dieren verzorgen. Of de veelvoorkomende combinatie van pluimvee en akkerbouw.
Een onderzoek van Wageningen Universiteit heeft nu korte metten gemaakt met de veelvuldig door pluimveehouders aangevoerde suggestie dat het virus met vliegende meststofdeeltjes via het ventilatiesysteem naar binnen was gekomen. In 2021 nam Wageningen Universiteit deze infectieroute nog serieus. Maar drie jaar later moest de universiteit daarop terugkomen: ‘’Overdracht van vogelgriep door de lucht via het vervliegen van uitwerpselen van wilde watervogels speelt geen belangrijke rol bij de infectie van binnengehouden pluimvee.’’
Verantwoordelijkheid ligt bij pluimveehouder
De onderzoekers van Wageningen Universiteit leggen de verantwoordelijkheid nu bij de pluimveehouder zelf. Ze concluderen: ‘’het (incidenteel) afwijken van strikte en consistente naleving van bioveiligheids-maatregelen op het pluimveebedrijf, zijn mogelijk van groter belang bij de introductie van vogelgriep’’. Hoewel er ten gevolge van de vele uitbraken in Nederland zeker sprake is van een hoger niveau van bioveiligheid, duidt onderzoek op ernstige tekortkomingen. Het onderzoek is met behulp van camera’s uitgevoerd door de Afdeling Epidemiologie en Bio-informatica van Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad. Slechts één van de zeven onderzochte bedrijven had het goed voor elkaar.
Vaccinatie
De Nederlandse overheid probeert epidemieën in te dammen door uitbraken snel op te sporen en in te grijpen. En door kippenhouders te verplichten hun dieren binnen te houden, zich te houden aan hygiënemaatregelen en hun kippen geregeld te laten testen. De meest voor de hand liggende maatregel – vaccinatie – laat nog altijd op zich wachten. Dat heeft onder meer te maken met de enorme export van Nederlands pluimveevlees en (broed)eieren.
Vaccinatie zou zeer effectief kunnen zijn, zowel ter bescherming van de kippen, als ter voorkoming van overdracht van virus vanuit de pluimveehouderij naar andere sectoren. Vaccinatie is ook belangrijk om het ontstaan van nieuwe virusvarianten in pluimveestallen te voorkomen. Daar kan een keer een variant tussen zitten die gevaarlijk is voor de mens.
Ondanks alle ervaring die in Nederland met het virus is opgedaan, gaat onze overheid zeer voorzichtig te werk met het vaccineren van de ruim 90 miljoen kippen in de vleeskuiken- en eierfabrieken. Dat heeft alles te maken met de enorme machtpositie die de pluimvee-industrie heeft verworven. Exportbelangen zijn in ons land zowat heilig verklaard.
Signaal uit China: ga vaccineren
Uit China – het land met de grootste pluimvee-industrie ter wereld – kwam in juli 2024 al het signaal om als de sodemieter te gaan vaccineren. Nader onderzoek is niet meer nodig, vaccinatie werkt. In Science Direct zetten onderzoekers uiteen dat vaccinatie van pluimvee niet alleen het risico op menselijke infectie met het vogelgriepvirus wegneemt, maar ook enkele schadelijke kenmerken van het vogelgriepvirus aanzienlijk vermindert, effectief is in het verbeteren van dierenwelzijn en het verminderen van economische schade.
”Vaccinatie van pluimvee met een bivalent geïnactiveerd H5/H7-vaccin verminderde niet alleen de prevalentie van het H7N9-virus bij pluimvee aanzienlijk, maar elimineerde ook met succes menselijke infecties met het H7N9-virus.” Sinds april 2019 hebben zich geen menselijke infecties met H7N9 virussen meer voorgedaan.
Pilot
Na een uitgebreide testfase breekt pas in 2025 de ”piltolfase” aan. Een aantal bedrijven mag gaan inenten met een inmiddels uitgebreid getest vaccin. Het vlees en de eieren van de gevaccineerde kippen blijven in Nederland. Uit alles blijkt dat de export nog niet is geregeld. Grootschalige vaccinatie is daardoor nog niet aan de orde. Er zijn talrijke gesprekken gevoerd, onder andere met vertegenwoordigers uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, over de uitvoering van de pilot en garanties, meldt landbouwminister Wiersma op 31 januari 2025 in een brief aan de Tweede Kamer. Na deze gesprekken vertrouwt ze erop ”dat beide landen geen importbeperkingen voor producten van ongevaccineerd pluimvee meer zullen opwerpen, indien we de pilot uitvoeren.”

Kippen, varkens en vogelgriep
Vanwege het risico op uitwisseling van virus tussen kippen en varkens adviseren wetenschappers al sinds 2003 om het houden van deze diersoorten te scheiden. Geen prettige boodschap voor veehouders die met beide diersoorten een lucratieve business hebben opgebouwd. Het is er daarom ook nog niet van gekomen. Het ministerie van LNV (tegenwoordig LVVN) blijkt niet bij machte om dit wettelijk te regelen.
Varkens getest op vogelgriep
Wel is het ministerie in 2023 gekomen met een draaiboek (ter vervanging van een draaiboek uit 2003), met daarin speciale aandacht voor varkens. De griepvirussen van varkens kunnen zich mengen met humane griepvirussen en het vogelgriepvirus. Vandaar dat op commerciële pluimveebedrijven met varkens, deze dieren worden getest op vogelgriep. Iedereen die werkt met varkens wordt aangeraden deel te nemen aan de jaarlijkse griepprik. Indien er vogelgriep bij varkens wordt vastgesteld, worden varkenshouders onderzocht die mogelijk in aanraking zijn geweest met het virus..
Draaiboek vogelgriep bij varkens
Er is sinds januari 2024 een draaiboek HPAI bij gehouden varkens. Het risico op het ontstaan van een ”mengvat” zou zich volgens dit draaiboek vooral voordoen bij buiten lopende varkens of op bedrijven met een combi van varkens en pluimvee. Bij een verdenking van vogelgriep bij varkens moeten alle buiten lopende varkens naar binnen, aldus het draaiboek. Bedrijven met buiten lopende varkens, met een combi van varkens en pluimvee en bedrijven die zijn gelegen in waterrijke gebieden, krijgen extra controle.
Thijs Kuiken over varkensgriep
Dat het draaiboek expliciet varkens noemt is niet zo gek, zegt hoogleraar virologie Thijs Kuiken van de Rotterdamse Erasmus Universiteit In het Financieel Dagblad van 24 maart 2024. De krant stelt vast dat het niet de eerste keer zou zijn dat een influenzavirus uit varkensstallen een pandemie veroorzaakt. In 2009 stierven er wereldwijd tussen de 123.000 en 203.000 mensen aan de Mexicaanse varkensgriep, schrijft kennisinstituut Nivel.
Verschillende types varkensgriep komen jaarrond voor onder varkens. Slechts een enkele keer verandert het virus van een relatief onschuldige griep in een virus dat ook mensen kan besmetten. Hoe vaker een virus overspringt van gastheer, des te groter de kans dat het muteert, legt Kuiken uit. De zogeheten RNA-virussen, zoals ook het coronavirus, staan bekend als ‘slordig’ en muteren vaak tot een nieuwe variant. Met alle risico’s van dien.
Maar door varkens binnen te houden pak je volgens Kuiken de kern van het probleem niet aan. Een buitenvarken loopt weliswaar meer kans besmet te raken met de vogelgriep dan een varken in een stal, ‘maar de kans dat een besmet varken andere varkens besmet is veel kleiner. Die kans is juist erg groot in de intensieve veehouderij, waar veel individuen dicht op elkaar zitten.’
(Bron: https://fd.nl/politiek/1511717/lopen-we-met-buitenvarkens-meer-risico-op-de-volgende-pandemie)
Door niet te vaccineren lopen dieren niet alleen groot gevaar, ze moeten ook tal van beperkingen ondergaan. Mocht er één varken met virus worden gevonden, dan is de kans groot dat alle varkens die buiten verblijven, naar binnen moeten. Bij uitbraken van vogelgriep wordt rigoureus optreden vaak gerechtvaardigd vanuit het argument dat ook mensen besmet kunnen raken. Het virus zou kunnen muteren. Dat wil zeggen: eigenschappen verwerven die het meer geschikt maken voor overdracht op de mens.
Overdracht van virus van mens op dier
Uit een omvangrijk onderzoek is overigens gebleken dat mensen vaker virussen overdragen op andere gewervelde dieren dan omgekeerd. Een dergelijke overdracht van mens op dier deed zich wellicht voor in 2020. Toen raakten in Nederland, Denemarken, Litouwen en Spanje op grote schaal nertsen besmet met het bij mensen heersende SARS-COVID-19. De officiële lezing luidt: de meest waarschijnlijke besmettingsroute in het geval van nertsen is van mens op dier. De besmette nertsen hebben echter op hun beurt ook weer mensen besmet. Het ging om medewerkers van de nertsenbedrijven. Er zijn destijds miljoenen, grotendeels gezonde nertsen gedood. Het betekende het definitieve einde van de zeer lucratieve nertsenfokkerij in Nederland.
Zoönosen
Nederland had in 2020 de twijfelachtige eer van de eerste corona-besmetting ter wereld bij grootschalig gehouden dieren. In de officiële berichtgeving rond deze primeur van COVID-19 bij twee Brabantse nertsenbedrijven kwam direct het taboe naar boven dat rust op de risico’s vanuit de veehouderij.
Autoriteiten schieten in kramp
In ons land hadden we de nodige ervaring met zoönosen. Desondanks schoten autoriteiten in een kramp toen zich het eerste geval van corona in de vee-industrie voordeed. Zo werd het risico op verspreiding vanuit de nertsenfokkerij door het ministerie van LNV daags na de uitbraak bij de bedrijven in Brabant als verwaarloosbaar aangemerkt: ‘’Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat landbouwdieren of huisdieren een rol spelen in de verspreiding van COVID-19.’’
Het deed sterk denken aan de gang van zaken rond Q-koorts (2005-2011). Het duurde lang, te lang, voordat er vanuit de overheid het signaal kwam dat er wel eens mensen ziek konden zijn geworden ten gevolge van een besmetting bij een geitenhouderij. Op het toenmalige ministerie van LNV was er weerstand om te erkennen dat er niet alleen sprake was van een diergezondheidsprobleem, maar ook van een volksgezondheidsprobleem.
Commissie Van Dijk over Q-koorts
In haar aanpak heeft LNV zich lang laten leiden door de opvatting dat C. burnetii alom in het milieu aanwezig is en dat dàt gegeven alleen een afdoende verklaring bood voor de humane Q-koortsgevallen. Deze hypothese bleek ten aanzien van de gevolgen niet langer houdbaar toen na 2007 elk jaar steeds grotere aantallen humane Q-koortsgevallen optraden in vergelijking met de voorafgaande jaren, iets waarvoor deze hypothese geen verklaring bood.
Het epidemiologisch bewijs dat melkgeitenbedrijven de bron van infecties waren, werd sterker toen bleek dat de infectiegraad in de bevolking omgekeerd evenredig was aan de afstand tot een geitenbedrijf waar een abortusstorm had plaatsgevonden. Bovendien gaven tankmelkmetingen vanaf begin 2009 aan dat – in tegenstelling tot de verwachting – de meeste melkgeitenbedrijven niet met Q-koorts besmet waren. Hierop paste LNV haar opvatting aan en ontstond de bereidheid – en wel per direct – om interventies te plannen specifiek gericht op besmette melkgeitenbedrijven. (Rapport Commissie van Dijk Van Verwerping tot verheffing, 2010)
Deskundigenberaad zoönosen
De wijze waarop het ministerie van LNV in eerste instantie reageerde op de besmetting van SARS-COVID-19 bij nertsen verraste dus niet. Ook al wist iedereen dat het virus afkomstig was van dieren (vleermuizen worden genoemd, alsmede schubdieren) en van daaruit vermoedelijk was overgesprongen op de mens. Waarom dan zo nadrukkelijk melden dat er geen aanwijzingen waren voor besmettingsrisico’s vanuit dieren, terwijl daar volop onderzoek naar gaande was, wereldwijd en ook in Nederland?
Al enige tijd was bovendien bekend dat marterachtigen, zoals fretten, onder experimentele omstandigheden geïnfecteerd konden worden met SARS-CoV-2 . Daarom werden ze ook veelvuldig gebruikt voor het onderzoek en voor het testen van antivirale middelen en vaccins bij COVID-19.
Desondanks koos het ministerie van LNV voor de optie: besmettingsrisico niet aangetoond, dus verwaarloosbaar. Voor de bewering dat nertsen – ook marterachtigen – niet echt een gevaar vormden als het gaat om de verspreiding van virus onder de bevolking, baseerde het ministerie van LNV zich op het deskundigenberaad zoönosen. Deze deskundigen hebben geconcludeerd ‘’dat de impact van besmetting bij dieren op humane gezondheid als verwaarloosbaar wordt ingeschat, aangezien effectieve mens-op-mens transmissie de stuwende kracht van de epidemie is.’’ Genoeg reden voor het RIVM om te beweren dat de besmette nertsenbedrijven op dat moment geen extra risico opleverden voor de volksgezondheid.
Economische belangen
De communicatie over de corona-uitbraak op nertsenbedrijven was op z’n minst verwarrend te noemen. Begrijpelijk, gezien de onzekerheid over de feiten en het werkelijke gevaar van deze besmettingen binnen de veehouderij. Maar wat zeker ook een rol speelde waren de enorme economische belangen en de kans op claims vanuit de nertsenfokkerij.
In de veehouderij heerst een sterke neiging om risico’s te ontkennen en vrijwel onmiddellijk te dreigen met rechtszaken. De agrarische website Nieuwe Oogst deed op 22 april 2020 nadrukkelijk mee aan die ontkenning: ‘’Dieren spelen geen rol bij verspreiding van corona’’. En: ‘’Varkens en kippen kunnen niet worden besmet’’.
Vermindering van vee in risicogebieden komt niet op gang
Dit soort berichten gaan in tegen de verwachting dat de enorme concentraties van vee in een dichtbevolkt gebied als Nederland een uitbraak van een dierziekte vreselijk uit de hand kunnen laten lopen. Na de vogelgriep-uitbraken van het gevaarlijke H5N1 is door wetenschappers niet voor niets dringend aanbevolen om pluimvee weg te halen uit risicogebieden. Dat moet nog altijd gebeuren. Brabant heeft met z’n grote concentraties van geiten een ernstige Q-koortsepidemie over zich heen gekregen. Er wordt nog geen geit minder om gehouden in deze provincie.
One Health
Toch is Nederland, vanwege de grote concentraties aan dieren en enkele grote uitbraken van dierziekten in de afgelopen decennia (vogelgriep, mond- en klauwzeer, varkenspest, Q-koorts) één van de aanjagers van de One Health-benadering. Die gaat uit van een nauwe samenhang tussen diergezondheid, volksgezondheid en de gezondheid van de planeet. Er is in ons land veel aandacht voor zoönosen. We hebben zelfs een zogeheten ”zoönosenstructuur”. Die speelt een rol bij de bestrijding van ziekten die overgaan van dier op mens.
Maar tegelijkertijd is er nog altijd een taboe. Zo mocht de corona-crisis geen aanleiding zijn om de intensieve veehouderij in Nederland ter discussie te stellen. Wie het waagt een risico te zien in al die dieren, krijgt er van langs op social media. Toch liet toenmalig landbouwminister Schouten uiteindelijk onderzoeken of varkens gevoelig waren voor een besmetting met COVID-19. Uit voorzorg, benadrukte ze.
Behoedzaam
Ze formuleerde het in haar kamerbrief van 22 april 2020 uiterst behoedzaam: ‘’Omdat varkens gevoelig zijn voor een aantal humane ziekten is gesuggereerd onderzoek te doen naar een mogelijke rol van deze dieren.’’ (…) ‘’Wetenschappers verwachten niet dat er dieren positief testen, op basis van de resultaten van het onderzoek naar varkens in Duitsland en China, maar het is wel belangrijk om dit uit te sluiten.”
Onderzoekers concludeerden dat er geen aanwijzingen waren voor spreiding van SARS-CoV-2 op varkensbedrijven in de regio rond Uden en Gemert-Bakel. ”Op grond van de huidige informatie wordt de rol van varkens aan de epidemie van SARS-CoV-2 bij de mens verwaarloosbaar geacht.” Er is inmiddels wel een indirect verband aangetoond tussen intensieve veehouderij en het aantal ziektegevallen. Dat heeft alles te maken met de aantasting van de luchtkwaliteit door fijnstof. Het RIVM stelt vast: ”slechte luchtkwaliteit geeft grotere kans op infectie en ernstige ziekte door corona.”
Voortschrijdend inzicht
Liep het onderzoek naar covid bij varkens met een sisser af, deze diersoort blijft ”verdacht”. Bij varkens komt griep (influenza) veelvuldig voor. Sommige van die griepvirussen kunnen overgaan op mensen. Varkens worden gezien als een mengvat van griepvirussen waarin zich gevaarlijke mutaties kunnen voordoen.
Ook in tijden van vogelgriep zal de varkenssector hem flink knijpen. Hun belangenbehartigers zijn met hun korte lijntjes naar het ministerie van LNV gewend om de regie te voeren. Zo mocht in 2009 een griepepidemie vanwege imagoschade voor varkensvlees geen uitbraak van varkensgriep heten. Althans in Nederland. Hier hadden we het al heel snel over Mexicaanse griep. Terwijl het toch een gevaarlijke mix van varkensgriepvirussen was die een pandemie veroorzaakte met tussen de 120.000 en 200.000 doden.
COVID-19 werd in 2020 niet aangetoond bij varkens. Ook het vogelgriepvirus H5N1 blijkt vooralsnog afwezig in varkens. Deze diersoort zit nu wel in een continu onderzoeksprogramma. En dat getuigt toch van voortschrijdend inzicht.
Wetenschappers spreken zich uit
Dat voortschrijdend inzicht is vooral te danken aan een aantal Nederlandse wetenschappers die veelvuldig in de media verschijnen. Op 17 maart 2022 was er een hoorzitting in de Tweede Kamer over vogelgriep. Drie ”big shots” – epidemioloog Arjan Stegeman, viroloog Thijs Kuiken en moleculair bioloog Ron Fouchier – gaven daar hun zienswijze op het verloop van de vogelgriepepidemie.
Een handvol mutaties is ervoor nodig om van het huidige vogelgriepvirus een zoogdiervirus te maken, aldus Fouchier. (In juli 2022 kwamen de eerste meldingen van vogelgriep bij vossen, JH). ”Elke mutatie is er één teveel”, zei Fouchier. Ook zijn collega’s reageerden desgevraagd op de de risico’s van een combinatie van pluimvee- en varkenshouderij. Waarbij vooral varkens als mengvaten van griepvirussen kunnen fungeren en zo zorgen voor overdracht van dier op mens.
Stegeman: ”Het risico vanuit de varkens is groter dan vanuit de vogels, omdat de stap van varkens naar mens kleiner is dan die van vogels naar mens.” Hij is geen voorstander van gemengde bedrijven. Op een zelfde bedrijf zou je geen varkens en pluimvee moeten houden. De opsporing van het virus in de pluimveehouderij is nu wel voldoende op orde, zei Stegeman, ”maar varkens en pluimvee heel dicht bij elkaar is echt onwenselijk.”
Minder dieren en aanpak van griep bij varkens, mensen en pluimvee
Ron Fouchier deelt dat standpunt: ”Het is heel zorgwekkend dat we niet in het oog hebben wat er speelt bij varkens. We zullen een goed monitoringsprogramma moeten opzetten en kijken of vogelgriep in de varkenspopulatie terecht komt.” NB: dat monitoringsprogramma is er nog altijd niet. Slechts een beperkt aantal varkenshouderijen wordt gevolgd, nadat in 2024 door het RIVM na onderzoek bij 90 varkenshouderijen is vastgesteld dat daar geen sprake was van de zeer besmettelijke variant H5.
Fouchier pleitte voor minder dieren en voor een aanpak van griep bij varkens, mens en pluimvee. Hij memoreerde de zogeheten Mexicaanse griep uit 2009, waarbij een griepvirus (Influenza A/H1N1) uit de varkenshouderij een rol speelde. ”Die griep heeft wereldwijd misschien al vijftig miljoen slachtoffers geëist. Dat gaat maar door. We noemen het alleen geen pandemie meer.”
Thijs Kuiken noemde het ronduit ”gevaarlijk” dat in Nederland 80% van het pluimvee op niet meer dan 2 km afstand zit van varkens. Hij wees op recent onderzoek naar varkensinfluenza, waaruit blijkt dat totale populatie varkens genetisch één geheel vormt. Het virus kan zich vanwege talrijke transporten zich snel verspreiden over de hele populatie, waarschuwde hij.
Rapport Bekedam
Het signaal dat de drie wetenschappers afgaven was al ruim een half jaar eerder uitvoerig beschreven in het rapport Bekedam (Zoönosen in het vizier, juni 2021). Dat rapport verscheen op het moment dat Nederland nog midden in de Covid 19-epidemie zat. Het ministerie van volksgezondheid en dat van landbouw, natuur en voedselkwaliteit stelden een expertgroep in. De groep moest advies uitbrengen over (maatregelen tegen) het ontstaan, de verspreiding en de ernst van zoönosen.
Henk Bekedam, arts en voormalig WHO-vertegenwoordiger in China, Egypte en India, trok de kar. Onder de experts bevonden zich Stegeman, Kuiken en Fouchier. Het leverde een rapport op waar nog vaak op zal worden teruggegrepen, vooral omdat het de risicofactoren door menselijk handelen zo scherp in beeld brengt.
”Verminder de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren”
Belangrijke aanbeveling wat betreft de landbouwhuisdieren in Nederland: ”Verminder in de komende jaren samen met lokale overheden, vanuit de One Health benadering en met inachtneming van de EU wetgeving de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op de bedrijven tot een niveau waarbij efficiënte overdracht (transmissie) van zoönotische ziektekiemen tussen bedrijven wordt verhinderd. Efficiënte overdracht is gedefinieerd als de situatie waarbij een geïnfecteerd bedrijf gemiddeld meer dan 1 ander bedrijf besmet (de reproductie ratio tussen bedrijven Rh >1), wat resulteert in een grote uitbraak.”
In het rapport staat dat alléén een extensivering van de pluimveehouderij – in de zin van een reductie van het aantal kippen per bedrijf in combinatie met een uitloop naar buiten – het risico op infectie met vogelgriep niet zal verminderen. Uitloop naar buiten vergroot immers het risico op blootstelling via wilde vogels. Vaccinatie, een verbod op pluimveehouderij in waterrijke gebieden en een reductie van het aantal bedrijven kunnen daarentegen wel bijdragen aan het verder terugdringen van het risico op (verspreiding van) vogelgriep.
Reactie vanuit ”de sector”
De reactie vanuit ”de sector” is tot dusver afwijzend. Pluimveehouders draaien de zaak graag om: niet zij moeten verdwijnen uit de waterrijke gebieden, in de buurt van pluimveehouderijen moeten de waterrijke gebieden verdwijnen. ”De sector” heeft vooralsnog een grote invloed op het ministerie van landbouw, waar het economische belang nog altijd bovenaan staat. Zolang het maatschappelijke en ecologische belang van het verkleinen van zoönotische en pandemische risico’s weinig gewicht in de schaal legt, zal er niet worden ingegrepen in de pluimvee-industrie.
Wetenschappers uit het Verenigd Koninkrijk, Australië en de VS benadrukken in een artikel dat het belangrijk is om de sociale, economische en politieke aspecten van zoönotische en pandemische risico’s volledig in kaart te brengen. Ze vinden dat verschillende disciplines mee moeten doen aan die inventarisatie en ook bij het zoeken naar oplossingen. Er is een gedetailleerde studie nodig naar de mate waarin de sector en hun lobby op dit moment de toekomst van de intensieve veehouderij bepalen. ”Dit is een empirische kwestie en vereist inzicht in sociale en economische organisatie en analyse van de noodzaak en beperkingen van sociale en economische macht.”
Koeien met vogelgriep
Terwijl het vogelgriepvirus vanaf 2022 de wereld over gaat en niet alleen in de pluimveesector, maar ook onder wilde vogels gigantische aantallen slachtoffers maakt, neemt de zorg over overdracht naar de mens toe. Besmettingen bij talrijke andere zoogdieren zijn een signaal. Terwijl in Nederland de varkens onder een vergrootglas liggen, komen in maart/april van 2024 uit de Verenigde Staten de eerste berichten over besmettingen bij koeien. Het hoogpathogene vogelgriepvirus H5N1 neemt in een jaar tijd bezit van ruim duizend melkveebedrijven. Ondertussen gingen de besmettingen bij pluimvee ”gewoon” door, met miljoenen dode dieren tot gevolg.
Inmiddels zijn ook mensen besmet geraakt. De ziekteverschijnselen beperken zich overwegend tot oogontsteking, lichte koorts. Eén patiënt is overleden. De schrik zit er goed in. Meer hierover in het bericht Koeienvirus H5N1 aangetroffen bij pluimvee.
Kweekvlees
In het wetenschappelijke tijdschrift Frontiers staat een pleidooi voor de verdere ontwikkeling van kweekvlees, ook vanwege het grote risico op verspreiding van zoönosen vanuit de intensieve veehouderij. Het artikel is geschreven door de viroloog Piotr Rzymski uit Polen. In dat land is in 2023 op verschillende plekken vogelgriep bij huiskatten vastgesteld. Het virus dat ze bij zich droegen was sterk verwant aan dat bij pluimvee. Vermoedelijke bron: vers pluimveevlees.
”Herhaaldelijk gemelde gevallen van A/H5N1-infectie bij huiskatten uit verschillende delen van de wereld, inclusief gevallen waarin voer op basis van rauwe kip of contact met gekweekte vogels de meest waarschijnlijke bron van het virus was, moeten worden beschouwd als een waarschuwingssignaal”, aldus Rzymski. De ontwikkeling van alternatieven die dergelijke risico’s niet in zich dragen, zou volgens hem gestimuleerd moeten worden.
Nieuwe naam voor landbouwministerie met BBB aan het roer
In 2024 verandert het nieuwe kabinet de naam van het ministerie van LNV in Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). Er komen twee BBB-bewindslieden aan het roer. Een van de gevolgen: er is geen geld meer voor een zoönose beleid. Ook de zogeheten ”structuurmaatregelen”, bedoeld om het aantal pluimveebedrijven in waterrijke gebieden te beperken, ondervinden vertraging. Er komt er eerst een ”impactanalyse. Wageningen Universiteit gaat het effect ervan voor de volks- en diergezondheid nader analyseren.
Draaiboek vogelgriep koeien
In een brief aan de Tweede Kamer klinken geruststellende woorden over een mogelijke uitbraak van vogelgriep onder koeien. Terwijl het vogelgriepvirus de Amerikaanse melkveehouderij in zijn greep houdt, blijkt dat er in Nederland geen virus bij koeien is aangetroffen. Toch wordt een uitbraak niet uitgesloten. In januari 2025 is er een draaiboek gepubliceerd, met aanwijzingen voor het geval er vogelgriep uitbreekt op een melkveebedrijf. Ook is de Regeling diergezondheid gewijzigd, waardoor de wettelijke
bestrijdingsbevoegdheden kunnen worden toegepast al er runderen besmet raken met vogelgriep.