Natuurlijk gedrag van paarden

Paarden vinden het heerlijk om ook ’s winters buiten te zijn. Foto Jan Smit/Dierenbeeldbank

De wijze waarop paarden doorgaans worden gehouden, is in vele opzichten strijdig met wat we weten over hun natuurlijke gedrag. Onder invloed van onderzoek van gedragswetenschappers is er meer inzicht ontstaan in de gevolgen van de manier waarop mensen omgaan met paarden. Wat paarden willen, wat hun gedragsbehoeften zijn, is al geruime tijd wereldwijd onderwerp van wetenschappelijk onderzoek.

Net als bij intensief gehouden varkens, kippen en koeien, valt er bij paarden heel wat te verbeteren aan hun welzijn. Daarover ontstaat steeds meer eensgezindheid. Paarden hebben recht op een goed leven. Dat vindt een groeiende groep mensen. De publieke opinie over paarden is gekenterd. Ook onder de houders van paarden groeit het inzicht dat het anders moet.

Een groot deel van de kritiek richt zich op de paardensport. Incidenten hebben kwalijke praktijken aan het licht gebracht. Nadat het gebruik van dwangmiddelen in de sport ter discussie kwam te staan, ijvert een ethische commissie van de internationale organisatie FEI nu voor dusdanige aanpassingen in de omgang met paarden dat het maatschappelijk draagvlak voor de paardensport blijft bestaan. Niet alleen dat draagvlak is belangrijk, ook de voorbeeldfunctie van topruiters doet ertoe. Wat er zich in de arena van grote sportevenementen afspeelt, heeft grote invloed op kinderen die op paardrijles gaan op een manege.

Olympische Spelen 2024

Alle inspanningen van paardensportorganisaties wereldwijd hebben niet kunnen verhinderen dat zich vlak voor de Olympische Spelen van 2024 in Parijs een publicitair drama voltrok. De Britse Charlotte Dujardin werd twee dagen voor het begin van de Spelen geschorst, nadat er een video was opgedoken met beelden van mishandeling. Tijdens een training had zij een paard meerdere keren met een zweep op de benen geslagen. De publicatie van de video was zodanig getimed dat er een maximaal publicitair resultaat mee werd bereikt.

Grondige heroverweging

Het was niet voor het eerst dat de internationale paardensportorganisatie FEI aan de bak moest om op te treden vanwege een misstand. Een reeks incidenten bracht de paardensport tijdens de spelen van Tokio in 2020 in diskrediet. Een Duitse coach werd gediskwalificeerd vanwege dierenmishandeling, nadat deze naar de ruiter Annika Schleu had geroepen dat ze haar paard harder met de zweep moest slaan.

De FEI staat ook al geruime tijd onder druk van ISES, de internationale organisatie voor wetenschappelijke studies naar het welzijn van paarden. Onderzoek wijst uit dat de wijze waarop ruiters gewend zijn om te gaan met paarden en de hulpmiddelen die ze daarbij gebruiken, toe zijn aan een grondige heroverweging. ISES vindt bijvoorbeeld dat het gebruik van dubbele hoofdstellen in de dressuur bij wedstrijden op Grand Prix-niveau niet langer dwingend mag worden voorgeschreven. Ruiters moeten een keuze hebben, waarbij ze hoofdstellen die minder belastend zijn voor het welzijn van paarden, kunnen toepassen.

Bovendien moeten er volgens ISES eisen worden gesteld aan het gebruik van neusbanden. Metingen kunnen uitwijzen of de band niet te strak zit. De Nederlandse KNHS heeft in de nieuwste harnachementgids een ruimte van minimaal 1,5 cm opgenomen: ”Een neusriem waarbij er minder ruimte is tussen neusriem en neusbot dan 1.5 cm (gemeten aan de bovenzijde midden op de neus) wordt als wreedheid aangemerkt”

Voorzorgprincipe

ISES spreekt zich uit voor toepassing van het voorzorgsprincipe. Vaak worden maatregelen die het welzijn bevorderen achterwege gelaten. Het effect daarvan zou nog niet voor 100% wetenschappelijk zijn aangetoond. Volgens ISES moet bij twijfel altijd het welzijn van het paard prevaleren, totdat uit onderzoek blijkt dat er geen welzijnsrisico is.

Het zijn tekenen dat er in de paardenwereld meer aandacht ontstaat voor het welzijn van deze dieren. Niet het gebruik van paarden, niet de (vaak grote) belangen die de mens daarbij heeft, maar de gedragsbehoeften van paarden zouden leidend moeten zijn in de omgang met deze dieren. Deze omslag heeft grote gevolgen voor de paarden-economie. Een economie die draait op maneges, wedstrijden, shows en talrijke ruitersportartikelen.

Wetgeving loopt achter bij wetenschappelijke inzichten

In Nederland loopt de wetgeving achter bij wetenschappelijke inzichten. Maatschappelijke organisaties doen geregeld voorstellen om het leven van paarden aanzienlijk te verbeteren. Maar de Nederlandse wetgever komt zelden in actie en laat het liever aan de paardensector zelf over. Een meer dierwaardige omgang en huisvesting van paarden komt daardoor moeizaam op gang. Veel paarden staan een groot deel van de dag en ’s nachts in een box, lijden aan een chronisch gebrek aan beweging en hebben weinig tot geen contact met soortgenoten. De Sectorraad Paarden heeft in 2025 een nieuwe Gids Goede Praktijken gepubliceerd, vol goede bedoelingen en met praktisch gezien een klein aantal verbeteringen..


Dier&Recht stapt naar rechter: vier uur vrije beweging en fysiek sociaal contact

Dier&Recht is naar de rechter gestapt om de NVWA te dwingen actie te ondernemen tegen een manege. Inzet is dat de paarden op deze manege tenminste vier uur vrije beweging per dag krijgen en voldoende mogelijkheden hebben voor fysiek sociaal contact. ”We vragen de rechter daarbij nadrukkelijk om de zaak vanuit het dier zelf te bekijken. Hopelijk begrijpt de rechter dat vrij bewegen en contact met soortgenoten voor een kuddedier van levensbelang zijn”, aldus Dier&Recht. De uitspraak kwam eind november 2024: de controlerende instantie NVWA moest nader onderzoek doen en gebruikmaken van wetenschappelijke inzichten en adviezen van experts.

Sindsdien verscheen er een nieuwe Gids Goede Praktijken. Daarin is een minimum van een half uur vrije beweging opgenomen. Dat is aanzienlijk minder dan het advies van bijvoorbeeld expert dr.Kathalijne Visser, die pleit voor rond en uur vrije beweging per dag (hetzij in de paddock, hetzij in de wei) in combinatie met contact met andere paarden. Dat heeft een significant positief effect op het welzijn van paarden, aldus Visser.

Inmiddels zijn er ook tien aanbevelingen van Pro-Paardrijden, een organisatie die zich inzet voor een toekomst waarin paardenwelzijn voorop staat. Per 2050 (!) zou op het gebied van vrije beweging een ondergrens van vier uur moeten worden gehanteerd.

Al met al een hele klus voor de NVWA om te bepalen hoeveel vrije beweging paarden nodig hebben. Gevestigde partijen zoals de Sectorraad Paarden en wetenschappers zitten niet exact op één lijn en de norm die een organisatie als Pro Paardrijden heeft gesteld, geldt pas voor over 25 jaar.

Uiteindelijk kon de handhavende instantie niet veel anders dan verwijzen naar de huidige open normen in de wet. “De NVWA vindt dat paarden minimaal dagelijks vrije beweging en sociaal contact (zien, besnuffelen of aanraking) nodig hebben”. Maar hoeveel? Daarover bestaat geen consensus. De NVWA ziet het niet als zijn taak om zelf normen op te stellen.


Dwangmiddelen

Nog altijd moet het paard zich aanpassen aan wat de mens met het dier wil doen. Daartoe staan de mens een reeks dwangmiddelen ter beschikking. Deze middelen zijn onder invloed van de paardensport en de hele business daaromheen, steeds verder geperfectioneerd. Niet vanuit het oogpunt van het paard, maar vanuit het oogpunt van de mens.
De wetgever laat het gebeuren.

Er is geen verbod op het gebruik van:

  • bitten;
  • smalle, snijdende of harde neusriemen;
  • hoofdstellen met hefboomwerking zoals ‘bosals’ en ‘hackamores’;
  • opzetteugels en bijbehorende opzetbitten;
  • hulpteugels en andere middelen waardoor het paard zijn hoofd niet vrij kan bewegen;
  • hulpmiddelen die de tong van het paard fixeren;
  • gewichten, kettingen, elastieken en ringen (met en zonder lood) aan en om de benen;
  • verzwaarde en dubbele hoefijzers;
  • fixerende staartlepels en oordoppen;
  • zwepen;
  • puntige sporen.

Toch brengen kleine stapjes kleine veranderingen teweeg. Zo wil de KNHS bandages in de ban doen. In de modegevoelige paardenwereld gaat het om een gewild artikel. Een paard met bandages om de onderbenen zou er leuker uitzien dan een paard zonder. Ze zijn in allerlei kleuren verkrijgbaar. Maar dat bandages de temperatuur van de benen verhogen, wordt er vaak niet bij verteld. Het is een reden om ze achterwege te laten.

Een andere organisatie zoals Propaard.nl, die zich inzet voor een toekomst waarin paardenwelzijn voorop staat, heeft tien aanbevelingen opgesteld voor een goed leven mét paarden in 2050. Eén van die aanbevelingen luidt: met zo licht mogelijke hulpen paarden leren zelfstandig hun gang, tempo en richting te bepalen. ”Wij vermijden dwang, herhalende en aanhoudende hulpen of hulpmiddelen bedoeld om een houding af te dwingen”, aldus de personen (recreanten, sportruiters, professionals en experts) die zich hebben verenigd in Propaard.nl.

Impuls van gedragswetenschappers

Onderzoek naar allerlei hulpmiddelen, zoals bitten, en het effect daarvan op het welzijn van paarden is al enige tijd gaande. Dit is belangrijk onderzoek, omdat de overgrote meerderheid van de ruiters wereldwijd nog altijd een bit gebruikt. Dit ondanks het feit dat een bit, en vooral de zwaardere varianten, een gezondheidsrisico vormt. Deze middelen kunnen uitgebreide schade veroorzaken aan de tong en de mond van een paard.

Onderzoek kan aanleiding zijn om definitief te stoppen met bitten. Ervaring leert dat bitloos rijden zeer wel mogelijk is. Het uitbannen van bitten lijkt misschien nu nog onvoorstelbaar, maar we moeten niet vergeten dat op de toepassing van zwepen en sporen als dwangmiddel inmiddels een taboe rust. Misbruik van deze middelen kan leiden tot een tuchtrechtelijke procedure van paardensportorganisaties. Er gaan steeds meer stemmen op om de zweep en de sporen helemaal te verbieden. Zo zal het hoogstwaarschijnlijk ook gaan met het gebruik van een bit.

Ernstige incidenten kunnen het proces versnellen

Ernstige incidenten kunnen het proces wel versnellen. Ze tasten het draagvlak aan van de paardensport. Zelfs een door het grote geld gedreven sector is uiteindelijk niet bestand tegen aanhoudende signalen over mishandeling. Uiteindelijk komen niet alleen de sport, de training, het rondreizende ”circus” en de ”arbeidsvoorwaarden” voor sportpaarden ter discussie te staan, maar ook de omstandigheden in de maneges, het gebrek aan beweging, het tekort aan fysiek sociaal contact.

Gedragsbehoeften

Onderzoek toont aan dat paarden weliswaar gedomesticeerd zijn, maar dat hun oorspronkelijke gedragsrepertoire niet verloren is gegaan. Ze laten gedrag zien dat de mens van hen verwacht, ze kunnen leren en passen zich aan. Maar wanneer paarden onvoldoende de gelegenheid hebben hun natuurlijke gedrag te vertonen, kunnen er allerlei afwijkingen optreden, zoals stalondeugden, verzet, onrust, nervositeit of passiviteit.

In 2012 verscheen de glossy Paard & welzijn. De inhoud van de glossy is nog altijd actueel. Op de onderdelen beweging en keuzevrijheid worden tegenwoordig wel hogere eisen gesteld.



Enkele vitale gedragsbehoeften van paarden komen hieronder aan bod: leven in een kudde, het daarbij behorende poetsgedrag, grazen en stappen, comfort, rusten.

1. Leven in een kudde

Paarden zijn hiërarchisch ingestelde kuddedieren; ze hebben gezelschap van soortgenoten en een duidelijke leider nodig. Onderling – en ook naar mensen toe – tonen ze allerlei vormen van communicatie. Een groepje of kudde paarden vormt een hechte eenheid. De individuen binnen de groep herkennen elkaar feilloos en elk paard kent zijn plaats in de hiërarchie.

Om die kudde na te bootsen is het belangrijk dat paarden dag en nacht in groepen worden gehouden, binnen of buiten – bij voorkeur allebei. Het is slechts een suboptimale oplossing om ze ’s nachts in individuele boxen en overdag in weilanden te houden, zegt de Deense prof. Jan Ladewig van ISES. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat er bij paarden die in groepsverband worden gehouden, minder gezondheidsproblemen optreden dan bij individueel gehouden paarden. ”Daarnaast vergt het beheer van groepshuisvestingspaarden meer ervaring. Hoewel paarden relatief vredig zijn, kunnen ze niet allemaal met elkaar overweg. Het introduceren van nieuwe groepsleden en het opbouwen van de juiste groepen kan een uitdaging zijn.” 

Groepshuisvesting komt ook tegemoet aan de behoefte aan affectieve relaties bij paarden. Paarden staan bekend om hun innige vriendschapsbanden. De beste vriend(in) is het paard waar ze het liefst mee rennen en spelen, waar ze naast gaan staan als de ander gaat liggen, dat ze verdedigen tegen andere paarden en dat ze veelvuldig likken en poetsen.

Poetsen

Het poetsen is trouwens niet beperkt tot de beste vriend(in). Paarden poetsen elkaar om verschillende redenen. Dit gedrag, ook wel ‘groomen’ genoemd, vertonen ze vooral om de onderlinge band te verstevigen en de rangorde te bepalen. Merries zouden elkaar vaker poetsen dan hengsten. Toch weten ook hengsten elkaars lekkere plekjes goed te vinden.

Paarden die elkaar poetsen, trekken hun lippen op en raspen met ontblote tanden over elkaars vacht. Dat doen ze altijd paarsgewijs en synchroon: als het ene paard de rug van de ander poetst, doet de ander dat op dezelfde manier en dezelfde plek terug. Er is wel een verschil in wie het initiatief neemt. Vrijwel altijd begint het paard dat lager in de rangorde staat. Het dominante paard maakt er op een gegeven moment een einde aan.

Het poetsen, ofwel groomen, komt voor bij veel zoogdieren. Bij apen wordt gesproken over ”vlooien”. Paarden die poetsen bevrijden elkaar voor een deel van parasieten, maar bij deze diersoort gaat het, net als bij vele andere diersoorten, om veel meer dan dat. Ze doen het om de verhoudingen binnen de groep te bestendigen, maar ook als een gebaar van verzoening na een conflict. Veulens in een groep die door de merries terechtgewezen worden, doen aan ‘luchtpoetsen’; ze maken poetsbewegingen met hun tanden als onderwerpingsgebaar. Paarden die niet tot dezelfde groep behoren, poetsen elkaar nooit.

Favoriete poetsgebied

Het gebied rondom de nek, de schoft, van de onderkant van de manenkam tot iets voorbij de rugaanzet, is het favoriete poetsgebied. In mindere mate poetsen paarden ook elkaars rug, kruis, schouders en voorbenen. Uit tests is gebleken dat paarden die rond de schoft gepoetst worden, een verlaging van de hartslag met zo’n 10 procent krijgen. Dit verschijnsel wordt in verband gebracht met een belangrijke zenuwknoop die ook in dit gebied huist. Het zou het kalmerende effect van poetsen bij ruzies in de groep mogelijk verklaren. Ook komen er door het groomen beta-endorphinen vrij, waardoor het gevoel van welbevinden toeneemt.

Het groomen neemt per keer maar een paar minuten in beslag. Meestal doet het gedrag zich voor tussen twee merries, een merrie en een ruin, en een merrie en veulen. Maar ook hengsten weten elkaars lekker plekjes te vinden. Merries vormen vaak langdurige relaties met elkaar, waarin het groomen een belangrijke rol speelt. Ze vinden het prettig om dicht bij elkaar te zijn en zo nu en dan aan elkaar te knabbelen. Het gedrag is ook bevorderlijk voor de samenhang in de kudde en het verminderen van agressief gedrag. Jonge paarden groomen meer dan oude paarden. Veulens beginnen elkaar al binnen een paar weken na de geboorte te groomen. 

In de zomer wordt er meer gepoetst

Hoe vaak paarden groomen blijkt sterk afhankelijk van het seizoen en de tijd die paarden besteden aan het grazen. In de zomer hebben ze meer tijd om elkaar te poetsen. Paarden die wat lager in de rangorde staan blijken er in de zomer ook meerdere ‘grooming partners’ op na te houden. Paarden vinden het meestal ook erg prettig om door hun verzorger gepoetst (geborsteld) te worden. Kleine krabbels en klopjes in het favoriete poetsgebied zijn ook handig om een nerveus paard wat rustiger te maken, of om een paard voor een prestatie te belonen.

Paarden poetsen elkaar ook als ze kort daarvoor een aanvaring hebben gehad. Het poetsen werkt dan als een gebaar van verzoening. Veulens in een groep die door de merries terechtgewezen worden, doen aan ‘luchtpoetsen’; ze maken poetsbewegingen met hun tanden als onderwerpingsgebaar. Paarden die niet tot dezelfde groep behoren, poetsen elkaar nooit.

2. Grazen en stappen

Paarden zijn het liefst zo’n zestig procent van hun tijd bezig met grazen en stappen. Het bewegen op zich is een basisbehoefte, niet alleen het zoeken naar voedsel. Wilde paarden en weidepaarden staan maar weinig stil: ongeveer 20% van de tijd. (Ter vergelijking: bij het gemiddelde stalpaard is dat 80%).

Veel weilanden in Nederland zijn echter ongeschikt voor paarden. Het zijn weilanden voor koeien. Paarden hebben behoefte aan meer structuurrijk voer. Een te eiwitrijke wei kan gevaren opleveren voor de gezondheid van paarden, zoals overgewicht en koliek.
Maar aan dat gras kan wel wat worden gedaan. Bijvoorbeeld door bij inzaaien of doorzaaien gebruik te maken van een graszaadmengsel voor paarden, al dan niet voorzien van kruiden. Voor het behoud van een goede weide is het aan te bevelen om de weide niet alleen te laten begrazen door paarden. Het beste is om het weiden af te wisselen met maaien of begrazing door schapen, geiten of koeien.

Intensief

In weiden die intensief worden gebruikt door paarden kan de mest het beste geregeld worden verwijderd. De weide geregeld slepen is eveneens goed voor de grasmat. De mest wordt op die manier uit elkaar gehaald en verspreid. Bij intensieve begrazing kan het gras zo kort worden afgegraasd dat het te langzaam weer aangroeit en suikergehalten toenemen. Dit is te voorkomen door de paarden geregeld om te weiden. Hierdoor krijgt de weide de mogelijkheid om te herstellen. Wanneer er niet voldoende gras beschikbaar is, kan ervoor gekozen worden om de paarden tijdelijk in de paddock te houden met voldoende ruwvoer. Mits die paddock zo is ingericht dat deze voldoende variatie biedt aan de paarden.

Extensief

In weiden die extensief beweid worden is het niet noodzakelijk de paardenmest te verwijderen. De wormbesmetting is niet zo hoog en in een natuurlijke wei zullen mestkevers de mest opeten en verteren zodat de voedingsstoffen beschikbaar komen voor het grasland. Bomen met rondom struiken in of tegen de perceelsrand vormen vaak een goede beschutting tegen wind, regen en zon. Een bijkomend voordeel is dat bomen nogal wat water opzuigen, waardoor het weiland droger wordt. Een bijkomend nadeel is dat het blad en de vruchten van sommige bomen giftig zijn. Afraders: walnoot, kastanje, beuk, de gewone esdoorn en de vederesdoorn en kersen- en pruimenboom.

Tuin- en landschapsontwerper Laura Knoops heeft veel ervaring opgedaan met het houden van paarden in combinatie met bodemherstel, het terugbrengen van kleinschalige landschapselementen en het vergroten van de biodiversiteit. Ze biedt cursussen aan onder meer voor het ontwerpen van een paardentuin. Onderzoek heeft uitgewezen dat variatie in het weiland of in de paddock van belang is voor het welzijn van paarden.

Ook het al enige jaren geleden ontwikkelde concept van een paddock paradise (grondlegger Jame Jackson) biedt veel mogelijkheden op paarden op een dierwaardige wijze te houden.

3. Comfort

Soms kan de ene gedragsbehoefte (vrije beweging) worden beperkt door een andere gedragsbehoefte (comfort). Zo is een verblijf buiten in de wei niet altijd even prettig. Als paarden er niet zelf voor kunnen kiezen om bij onaangename weeromstandigheden beschutting te zoeken (omdat er bijvoorbeeld geen vrije toegang is tot een stal) zal die op één of andere manier moeten worden gecreëerd in de wei.

Paarden zijn warmbloedige dieren met een constante lichaamstemperatuur van 37,2 tot 38,2 graden Celsius. Ze kunnen hun warmte goed reguleren bij temperaturen tussen de 5 graden onder en 25 graden boven nul. Nu is het in de zomer geregeld boven de 25 graden, dus zullen de paarden die buiten zijn, behoefte hebben aan een koele, schaduwrijke plek, in de vorm van een schuilstal of bomen. Voor het vervoer van paarden zou geen uitzondering gemaakt moeten worden. De Europese organisatie EFSA geeft in een advies een maximum temperatuur van 25 graden aan.

4. Rusten

Paarden kunnen staand rusten, toch moeten ze ook kunnen gaan liggen om echt te slapen. Daarvoor hebben ze minstens een half uur per etmaal nodig. Paarden moeten dan languit op hun zij kunnen liggen. Dat doen ze alleen als ze zich veilig voelen. Als ze ouder worden hebben ze soms moeite met opstaan.

5. Voortplanting

Bij natuurlijk gedrag hoort een natuurlijke voortplanting in plaats van het onder dwang bevruchten, zoals meestal de praktijk is. In de wereld van de paardensport is het zelfs gebruikelijk om embryo’s te transplanteren. Topmerries worden onder dwang drachtig gemaakt, waarna de vrucht wordt verwijderd en ingebracht in een ”draagmoeder”.

Klinkt sympathiek, dat woord draagmoeder. We associëren dat met iets wezenlijks doen voor een ander. Maar daar hebben deze draagmoeders weinig mee van doen. Omdat de merrie bij wie de vrucht wordt ingebracht daar niet om heeft gevraagd en het hele proces gepaard gaat met de nodige kunstgrepen, is er eerder sprake van misbruik.

Embryotransplantatie haaks op de autonomie van een dier. Feitelijk raken fokkers (en de talrijke dierenartsen die daaraan meewerken) met deze praktijken steeds verder verwijderd van het natuurlijk gedrag van paarden en vervreemd van de integriteit van het dier.

Bij natuurlijk gedrag hoort dat merries in een kudde leven met een hengst. Het is de merrie die de hengst benadert en bij het eerste contact beweegt de hengst zijn hoofd naar dat van de merrie, waarop een uitgebreid proces van likken, vocaliseren en (soms) bestijgen volgt, voordat de echte paring plaatsvindt. Nakomelingen verlaten de kudde als ze ongeveer drie jaar oud zijn. 


Paardentaal

Steeds vaker hebben paardenmensen het over ‘paardentaal’ en natuurlijke dominantieverhoudingen tussen paarden in het wild. Paardentaal verwijst naar de manier waarop paarden onderling communiceren. De meeste mensen denken dan aan lichaamshoudingen, maar in feite is de taal van het paard veel uitgebreider: het gaat ook om geuren, geluiden, ruimtelijke posities en aanrakingen.

Australische onderzoekers hebben de gezichtsuitdrukkingen van paarden nader bestudeerd. Paarden tonen 17 gezichtsbewegingen. Ter vergelijking: mensen hebben er 30. Deze gezichtsuitdrukkingen hangen samen met een bepaalde gemoedstoestand die wordt ervaren tijdens contact met andere paarden. De onderzoekers hebben een zogeheten ”ethogram” opgesteld. Dit is van ”onschatbare waarde voor toekomstig onderzoek naar emoties, welzijn, sociaal gedrag en perceptie bij paarden, en zal ook direct toepasbaar zijn voor mensen die met en rond paarden werken.” *)

De manier waarop paarden met elkaar communiceren kan soms heel spectaculair zijn. Het is dan niet zo moeilijk om te begrijpen waar ze mee bezig zijn. Hengsten die met elkaar vechten of het gedrag en de houding van een hengst en een merrie voorafgaand aan de dekking – daar kunnen geen misverstanden over bestaan. Maar meestal gaat het om subtiele signalen, zo subtiel dat wij mensen ze niet eens kunnen waarnemen. Zo kan de minste of geringste beweging die we maken voor het paard al aanleiding zijn om te reageren.

Leerproces: natural horsemanship

De kennis van paardentaal is niet aangeboren. Paarden moeten zich die taal eigen maken via een leerproces. Dat geldt ook voor de mens die met paarden omgaat. De één kan dat beter dan de ander. Groot voorbeeld en baanbrekend was en is de inmiddels 88-jarige Amerikaan Monty Roberts die een hele generatie paardenliefhebbers de beginselen van het ”natural horsemanship” bijbracht. Velen leerden dat een dierwaardige omgang met paarden mogelijk is, mits er geluisterd wordt naar wat een paard zelf aangeeft.

Stand van de oren

Niet alleen mensen leiden uit de stand van de oren van een paard af wat het dier wil of gaat doen, paarden doen dat onderling ook. Dat blijkt uit een nieuw onderzoek. Voor het onderzoek werd een aantal paarden naar een plek gebracht waar twee emmers met voedsel stonden. Eenmaal daar aangekomen mochten de paarden zelf een emmer kiezen. Boven de emmers hing een foto van een ander paard dat naar links of naar rechts keek. Soms waren de oren en ogen van het paard op die foto niet te zien. Wanneer de oren niet zichtbaar waren, maakten de paarden een willekeurige keuze. Waren de oren en ogen wel te zien, dan kozen ze voor de emmer die in de kijkrichting van het gefotografeerde paard stond.

Onderzoeker Jennifer Wathan: ”Wij ontdekten dat bij paarden de positie van de oren ook een heel belangrijk visueel signaal is. Sterker nog: paarden moeten de ogen en oren kunnen zien voordat ze de oriëntatie van het hoofd van een ander paard gebruiken om een keuze te maken.” Deze studie benadrukt dat ook andere dieren dan primaten zich bewust zijn van subtiele veranderingen in gezichtsuitdrukkingen en deze kunnen gebruiken als leidraad bij het maken van keuzes.

Onderzoekers op het gebied van communicatie bij zoogdieren hebben overigens aangetoond dat paarden, net als mensen, gezichtsspieren gebruiken, evenals hun neusgaten, lippen en ogen, om hun gezichtsuitdrukkingen aan te passen aan verschillende sociale situaties.

Hengsten in groepen

Het zijn maar enkele krenten uit het omvangrijke internationale onderzoek naar het gedrag van paarden. Nog eentje, om aan te tonen dat misstanden in de paardenwereld vaak berusten op misverstanden. Zo leiden dekhengsten vaak een eenzaam bestaan, maar dat is nergens voor nodig. Ze kunnen best bij elkaar in een groep, mits ze over voldoende ruimte kunnen beschikken en er een stabiele hiërarchie kan worden gevormd, zo concluderen Zwitserse onderzoekers in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS ONE.
Alleen de eerste drie, vier dagen dat ze bij elkaar worden gezet, vertonen ze gedrag dat hoort bij het bepalen van de rangorde, aldus de onderzoekers. Maar daarna neemt het strijdlustige gedrag zienderogen af. Het samenvoegen van hengsten komt hun welzijn ten goede en geeft ze de kans sociaal gedrag te vertonen. Na twee of drie maanden vormt zich een stabiele groep.

De onderzoekers adviseren paardenfokkers met voldoende land om hun hengsten in groepen te houden. Dit advies geldt vooral voor hengsten die niet het hele jaar door hoeven te dekken en dus de groep niet telkens hoeven verlaten. Voor dekhengsten die geregeld ”aan de bak ” moeten, zijn goede, paardwaardige leefomstandigheden moeilijk te verenigen met het doel waarvoor ze worden gehouden.

Positieve emoties bij paarden

In de paardenwereld komt steeds meer aandacht voor positieve emoties. Lange tijd is er alleen gekeken naar negatieve emoties en hoe die konden worden voorkomen. Als de paarden maar geen pijn hadden of stress ervaarden, geen stereotyp gedrag vertoonden en niet ziek waren, zou hun welzijn al gewaarborgd zijn. Huidige inzichten leiden ertoe dat positieve emoties veel meer onderzoek verdienen.
Om vast te kunnen stellen of paarden een goed leven hebben, is het nodig te weten waaruit dat valt af te leiden. De aanwezigheid van positieve emoties is een goede graadmeter. Maar kennis daarover is nog zeer beperkt. Voorbeeld is het onderzoek naar het snuiven als signaal van positieve emoties. ”Snuiven lijkt een betrouwbare indicator”, aldus een onderzoek uit 2018.

Het snuiven deed zich voor in situaties die positief zijn voor paarden, waarbij ze de oren in voorwaartse of zijwaartse positie houden. Manegepaarden produceerden twee keer zoveel snuifgeluiden in de weide dan in de stal, de op natuurlijke wijze gehouden paarden stootte significant meer snuifgeluiden uit dan manegepaarden, en hoe minder stress, hoe hoger de snuiffrequentie. Daarbij moet wel worden aangetekend dat snuiven ook een neveneffect kan zijn van negatieve emoties. Het kan ook zijn dat een paard daarmee aangeeft dat gevaar is geweken.

Dieren voor het plezier, ontspanning en sport

Het standpunt dat dieren plezier moeten kunnen beleven aan activiteiten met de mens, is uitgewerkt in de zienswijze die de Nederlandse Raad voor Dierenaangelegenheden onlangs heeft uitgebracht: Plezier voor mens en dier? Over het inzetten van dieren voor sport, ontspanning, traditie en vermaak. ”De activiteit en alles wat daarmee is gemoeid moet passend zijn voor de diersoort, zijn natuur én het individu”, aldus de RDA, en  “mag geen inbreuk maken op de integriteit (heelheid) van het dier.”

Dit betekent onder meer dat:

  • het dier de vrijheid moet hebben om te kunnen stoppen met de fysieke activiteit of training zonder dat dit onaangename consequenties heeft.
  • het dier alleen blootgesteld mag worden aan trainingsmethoden en hulpmiddelen die door het dier als neutraal of positief worden ervaren.

De RDA vindt dat als een dier wordt blootgesteld aan activiteiten op het gebied van sport, ontspanning, traditie of vermaak, aan zes leidende principes moet worden voldaan. ”Dit om een dierwaardige inzet van de dieren te realiseren. Zijn de activiteiten niet verenigbaar met de leidende principes, dan moet worden bekeken hoe en waar de activiteit kan worden aangepast. Dat kan ertoe leiden dat sommige activiteiten in de huidige vorm niet meer kunnen bestaan en dus zouden moeten veranderen of zelfs zouden moeten stoppen. De RDA wil naar een toekomst toe waar sport, ontspanning, traditie en vermaak plezierig is voor mens én dier.”

Welzijn van paarden en biodiversiteit

Houders van paarden kunnen een belangrijke rol spelen bij het herstel en bevorderen van biodiversiteit. Ze beschikken immers over veel grond. In Nederland alles bij elkaar 230.000 ha. Te vergelijken met de provincie Groningen. Inga Wolframm, lector Duurzame Paardenhouderij en Paardensport aan de hogeschool Van Hall Larenstein, doet onderzoek. De potentie is groot, maar: ”Er moet nog veel moet gebeuren om principes van biodiversiteit te integreren in het ontwerp van paardenstallen.” Een opmerkelijke uitspraak. Wolframm is kennelijk nog niet los van bestaande houderijsystemen. Nieuwe ontwerpen zouden de biodiversiteit vanzelf ten goede kunnen komen.

*) Lewis K, McBride SD, Micheletta J, Parker MO, Rincon AV, Wathan J, Proops L. 2025. 
Een  ethogram van gezichtsgedrag bij gedomesticeerde paarden: evolutionaire perspectieven op vorm en functie . PeerJ 13 :  e19309 https://doi.org/10.7717/peerj.1930