Op deze pagina aandacht voor hoe de Nederlandse bevolking denkt over dierenwelzijn.
Onderzoek Kieskompas (2024): 80% wil dierwaardige veehouderij
Acht op de tien Nederlanders willen een dierwaardige veehouderij. Ze willen dat er een einde komt aan het couperen van biggenstaarten, het opsluiten van moedervarkens in kraamboxen, het ophokken van kippen en koeien, het fokken van plofkippen en het transporteren van kalfjes over lange afstanden.
Zes op de tien Nederlanders voelen zich ongemakkelijk bij de manier waarop in ons land dieren worden gehouden en gebruikt. Driekwart is het niet eens met de stelling: ”Het is geoorloofd om bij een dier pijn of letsel te veroorzaken of zijn welzijn te benadelen, zodat het dier gemakkelijker kan worden gehouden in de veehouderij.” Een kwart vindt dat veehouders genoeg doen voor dierenwelzijn.
Dit blijkt uit onderzoek van onderzoeksinstituut Kieskompas, in opdracht van Wakker Dier, Varkens in Nood en Vier Voeters. (bron: dierwaardig.com)
De Staat van het Dier (2022): 79% vindt dat dieren een moreel recht op leven hebben
De overgrote meerderheid van de Nederlanders (79%) vindt dat alle dieren een moreel recht hebben op leven. Meer dan de helft is het eens met de stelling: ”Alle dieren hebben een eigen waarde, ongeacht hun nut voor de mens.” Een (oud) productiedier dood maken omdat het niet meer nuttig is om het in leven te houden, kan volgens slechts 21% door de beugel. Een grote minderheid – 47% – is van mening dat een eigenaar van een ziek hobby- of gezelschapsdier altijd een maximale inspanning moet leveren om het leven van dit dier te redden, wat het ook kost.
Dit zijn enkele uitkomsten van het onderzoek naar de Staat van het Dier, dat in 2022 voor de tweede keer is uitgevoerd. In 2018 is het Nederlandse publiek ook al eens ondervraagd. De enquête is gehouden door Kantar in opdracht van de Raad voor Dierenaangelegenheden. In totaal deden er 2.082 Nederlanders mee aan deze representatieve steekproef. De resultaten zijn op 6 april 2023 op het jubileumcongres van de RDA in Putten bekend gemaakt.
Grote verschillen zijn er niet geconstateerd in het denken over dieren. Opnieuw blijkt dat veel Nederlanders veel waarde hechten aan dierenwelzijn. Ten opzichte van 2018 is er zelfs een lichte stijging te zien in de mate waarin Nederlanders zich bekommeren om het welzijn van dieren. De ondervraagden mochten dat uitdrukken in een cijfer van 1 tot 10: in 2018 gaven ze een 8,2, in 2022 een 8,4, aldus het onderzoeksrapport.
Als het gaat om morele vraagstukken, dan vinden de Nederlanders niet alleen dat dieren een moreel recht op leven hebben (79% in 2022 en 80% in 2018), ook vindt een ruime meerderheid dat de mens een morele plicht heeft om goed te doen voor alle dieren (72% in beide jaren). Bij de opdracht: ”Zet de 3 volgens u belangrijkste rechtvaardigingen voor het doden van dieren op volgorde van belangrijkheid”, scoort de situatie waarin dieren een gevaar vormen voor de mens het hoogst. Andere redenen (voedsel en schade aan eigendommen) staan op 2 en 3. Kantar vroeg de deelnemers tevens of zij vlees eten een basisbehoefte vinden, die het doden van dieren rechtvaardigt: 24% vindt van niet, 43% vindt van wel.
Opwaartse trend
Hoewel de verschillen klein zijn, is er volgens de twee leden van de RDA die de resultaten toelichtten – Hans Trijp en Gerda van Dijk – tussen 2018 en 2022 wel een ontwikkeling waarneembaar: de opvatting dat mens en dier gelijkwaardig zijn vertoont een opwaartse trend (van 24% aar 26%); het dier wordt meer gezien als partner. Het aantal Nederlanders dat vindt dat de mens boven het dier staat, neemt af: van 40% naar 36%. Met de stelling ”Alle dieren hebben een eigen waarde, ongeacht hun nut voor de mens” blijkt 52% het eens, iets meer dan in 2018. Van Dijk: ”De maatschappij worstelt met grote complexe vraagstukken, maar dat blijkt nauwelijks effect te hebben op hoe we tegen dieren aankijken”.
Een verschuiving treedt ook op in de opvattingen over dieren in de veehouderij: in 2018 was één op de drie Nederlanders van mening dat in de huidige vorm van de veehouderij het dierenwelzijn niet gewaarborgd kan worden (30%). In 2022 is dat bijna vier op de tien (39%). Net als in 2018 is een meerderheid van mening dat in megastallen nooit voldoende aandacht kan zijn voor het welzijn van productiedieren (60% in 2018 en 59% in 2022).
De ondervraagden mochten een cijfer geven om uit te drukken hoe het met het welzijn van bepaalde groepen dieren is gesteld. De recreatiedieren (gezelschaps- en hobbydieren) kregen een 7,2 (was een 7,3), de natuurdieren een 6,8 (zelfde als in 2018) en de productiedieren zakten van 6,1 naar 5,9. Bijna de helft van de Nederlanders (47% in 2022, 45% in 2018) is het helemaal eens met de stelling: ”Als wij varkens, koeien en kippen niet de mogelijkheden kunnen geven om hun natuurlijk gedrag uit te voeren, dan moeten we die soorten niet als productiedier willen houden”. De onderzoekers constateren tevens een lichte toename van het draagvlak voor het sluiten van dierentuinen. Helemaal eens met een verbod was 16% en dat is nu 21%.
”Er staat iets heel groots te gebeuren’
Lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden en Denker des Vaderlands Marjan Slob is onder de indruk van de onderzoeksresultaten. ”Het is iets enorms”, zei ze over de trend in het denken over de relatie mens-dier. ”Er staat iets heel groots te gebeuren”. Allerlei vanzelfsprekendheden zullen moeten meeschuiven richting meer gelijkwaardigheid, aldus Slob. Ze noemde de taal die we gebruiken, de wetten en regels. ”Dat gaat met heel veel gekraak gepaard, heftige discussies, en dat is mooi om te zien. We zullen naar nieuwe woorden moeten zoeken”.