Transitie naar dierwaardige veehouderij: top-down of bottom-up?

De kalversector heeft een plan gemaakt voor een dierwaardige houderij: Veal Forward. Volgens de Dierenbescherming leidt het plan niet tot een wezenlijke verandering. ”Dit plan doet weinig tot niets aan het zeer armzalige dierenwelzijn in de kalverhouderij”. De Dierenbescherming levert trouwens met het Beter Leven Keurmerk niet echt een bijdrage aan de transitie naar een dierwaardige veehouderij, zo is in onderstaand artikel te lezen.

De omschakeling naar een dierwaardige veehouderij betekent het loslaten van bekende begrippen, vertrouwde beelden, vanzelfsprekendheden. Wat dat betreft verkeren we nog in de beginfase: er wordt hoofdzakelijk gesproken over aanpassingen van het bestaande, waarbij de koers richting dierwaardigheid nog niet is ingezet.

Zo is, anders dan de naam doet vermoeden, de Stal van de Toekomst geen walhalla voor de dieren, maar een gangbare varkenshouderij, mét dagontmesting – dat wel. En op de website van het met een award van de Dierenbescherming bekroonde Krullvarken laten ze graag een plaatje zien van varkens met een krul in de staart. Maar lang niet alle ”krullvarkens” hebben een complete staart. Dat zal veranderen als het verbod op het afknippen van staarten dichterbij komt en de varkens worden gehouden onder omstandigheden die het risico op staartbijten beperken, zoals minder volle hokken, voldoende vers stro en een beter stalklimaat.

Vooralsnog hebben de gangbare varkenshouders de krachten gebundeld in een nieuw ketenkwaliteitssysteem (Holland Varken Quality), aangepast aan de huidige markteisen. Binnen dat systeem speelt dierenwelzijn een beperkte rol. De voorschriften voorzien bijvoorbeeld niet in vrijloopkraamhokken en de oppervlaktes waarmee wordt gerekend maken geen eind aan volle varkenshokken.

Echte transitie dient zich in gangbare veehouderij nog niet aan

Een echte transitie dient zich in de gangbare veehouderij nog niet aan. Heldere kaders ontbreken over welk type verandering er nodig is en welke praktijken gewenst zijn. Het huidige aantal dieren in de intensieve veehouderij staat weliswaar ter discussie, maar met 60 miljoen in plaats van 90 miljoen kippen zitten we in Nederland nog altijd met een enorme concentratie aan dieren.

Krijgen we vergunningen voor nieuwe stallen?, vragen veehouders zich bij herhaling af. Ze willen de dieren best iets meer ruimte geven. Maar gaat de overheid ons daarbij helpen? En hoe zit het dan met ons verdienmodel? Zolang het woord stal of verdienmodel circuleert, weet je: het houden van dieren in Nederland moet de concurrentie op de wereldmarkt kunnen doorstaan. Alles draait om kostprijs, efficiency, gelijk speelveld. Niet om dierwaardigheid.

”Doorontwikkeling”

De minister van LVVN Femke Wiersma (BBB) sprak vlak voor haar aantreden als bewindspersoon op 24 juni 2024 nadrukkelijk niet over een transitie, maar over een ”doorontwikkeling”. Het woord transitie heeft in haar ogen een negatieve lading. Gebruik van het woord zou erop kunnen duiden dat de huidige veehouderij niet deugt en toe is aan een ingrijpende verandering. ”De afgelopen tijd heeft hoogproductieve landbouw een nare nasmaak gekregen. Toch is er juist ook meer ruimte voor andere opgaves zoals de natuur, als we hoogproductieve landbouw koesteren”, zei ze tijdens haar presentatie in de Tweede Kamer.
”De landbouw is in ontwikkeling, dat is hij altijd”, aldus Wiersma. ”De landbouw ziet er nu volstrekt anders uit dan 100 jaar geleden en over honderd jaar zal dat opnieuw zo zijn. Ik wil daarbij benadrukken dat dit geen ‘transitie’ is, waarin voor mijn gevoel een waardeoordeel gegeven wordt, maar door-ontwikkeling. Als overheid staan wij ervoor aan de lat dat te faciliteren met deugdelijk beleid.”

Melkveehouderij bereidt zich voor op inhaalslag

Volgens Wiersma hebben we een hoogwaardige landbouwsector die toonaangevend is, wereldwijd. De praktijk laat echter zien dat onze hoogproductieve landbouw behoorlijk achterloopt bij ontwikkelingen in het buitenland. En dan hoeven we niet eens te kijken naar China waar XXXL-stallen miljoenen varkens huisvesten. In Nederland bereidt de melkveesector zich voor op een inhaalslag, richting meer en groter. Nederland loopt helemaal niet zo voor op andere landen, zo blijkt. De Nederlandse voorzitter van de European Dairy Farmers voorspelt de komst van een ”nieuwe sector”. Dan doelt hij niet op een transitie, maar op groei, op meer productie per koe.

”De diversiteit ìn bedrijven die er nu is, die blijft. De schaalvergroting gaat gewoon door, net als de technische verbetering als we over de huidige mest- en milieuperikelen heen zijn. In Amerika halen de voorlopers 15.000 liter melk uit de koe, in Denemarken gaat het gemiddeld richting 12.000 liter. We worden van de weg gereden met onze ruim 9.000 liter per koe in het duurste land van de wereld met de duurste grond en de duurste arbeid. Daar moet de periferie zich op gaan richten, de boeren in die ontwikkeling ondersteunen”, zegt Henk Schoonvelde. Friesland Campina moedigt een hogere productie per koe aan, door een premie te zetten op CO2-reductie. Hoe meer melk een koe produceert, hoe minder uitstoot per liter, is de redenatie.

Greenwashing en welfarewashing

Daar waar gesproken wordt over een transitie naar dierwaardigheid, gaat het veelal over bescheiden ingrepen in bestaande veehouderijsystemen. Aanpassingen worden gebracht als (onderdeel van een) transitie, maar in feite houden ze een systeem in stand. Ze dienen veelal als greenwashing, welfarewashing. Zoals On the way tot planet proof, een keurmerk dat boeren aanzet tot een goede verzorging van hun dieren, een bedrijfsvoering die enigszins ruimte biedt aan natuurlijk gedrag, en de aanleg van een stukje kruidenrijk grasland. Deze bedrijven zijn vaak te herkennen aan een bijenhotel langs de kant van de weg. Niet bepaald en plek waar je als bij een overnachting zou boeken.

WUR-onderzoekers signaleren een vergelijkbare misvatting als het gaat om de transitie van het landelijk gebied. Transitie dreigt, net als duurzaamheid, een leeg begrip te worden, iets waaraan iedereen een eigen invulling geeft. Beleidsdocumenten blijken weinig maatregelen te bevatten met potentie voor een daadwerkelijke transitie, stellen ze vast. De vraag welke gedragsverandering nodig is of welke praktijken niet langer wenselijk zijn, blijft onbeantwoord. Weerstand tegen en taboes rond een mogelijke transitie krijgen weinig aandacht, aldus de onderzoekers.

”We zijn al dierwaardig”

”We zijn al dierwaardig”, laat de voorzitter van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) medio 2024 weten als hij bekend maakt uit het Convenant Dierwaardige Veehouderij te stappen. Volgens Oplaat voldoen de leghennen- en vleeskuikenbedrijven aan de zes principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Dit zou betekenen dat er in de stallen genoeg mogelijkheden zijn voor natuurlijk gedrag, dat de kippen gezond zijn en geen pijn lijden, en dat ze in staat zijn een positief emotionele toestand te bereiken.

Roepen dat je iets niet hoeft, terwijl de ware reden is dat je er geen zin in hebt, is een algemeen menselijk trekje. In het sociale verkeer wordt dat meestal wel geaccepteerd. Maar in dit geval heeft Oplaat toch een behoorlijk geloofwaardigheidsprobleem. Om maar wat te noemen, een bedrijfstak waarin geregeld miljoenen dieren worden vergast omdat er een besmettelijke ziekte heerst, kan zichzelf moeilijk het etiket ”dierwaardig” opplakken. En dan hebben we het nog maar even niet over een ander drama in de hedendaagse pluimveehouderij. Driekwart van alle leghennen loopt rond met breuken in het borstbeen. Gevolg van het huisvestingssysteem en mogelijk ook van een hoge eierproductie.

Megastallen

En wat te denken van ongeveer de helft van de vleeskuikens in Nederland, die nog altijd als plofkippen kunnen worden aangeduid. De andere helft is weliswaar, dankzij het Beter Leven Keurmerk 1 ster, van een trager groeiend ras, maar dat betekent nog niet dat hun leven het waard is om geleefd te worden. Ze lijden minder ernstige pijn, maar ze lijden nog steeds. Bovendien blijkt het Beter Leven Keurmerk 1 ster een alibi voor schaalvergroting. In feite faciliteert de Dierenbescherming – eigenaar van het keurmerk – de komst van megastallen.

Bron: Our world in data

De eigenaren van die megastallen hebben op een of andere wijze een overdekte uitloop – verplicht voor bedrijven met een Beter Leven Keurmerk 1 ster – weten te realiseren. Bij driekwart van de bijna 500 bedrijven met 1 ster ontbreekt die nog. De Dierenbescherming hanteert een uitzonderingsregeling tot 2027.

Het is trouwens de vraag of die uitloop wel zo’n goed idee is, wanneer het vloeroppervlak mag worden meegerekend als leefruimte. Een bedrijf dat in de stal eerst een derde minder kippen mag gaan houden (vereiste van 1 ster), kan dan toch weer met 20% uitbreiden. Daarmee wordt het extraatje op het gebied van dierenwelzijn voor een belangrijk deel teniet gedaan. Het is ook nog eens uiterst onzeker wat dit betekent voor de uitstoot van ammoniak en stank. Zie Advies voorzorgcorrectie emissies uit stallen met vleeskuikens gehouden volgens Beter Leven keurmerk 1 ster. Het toont in elk geval maar weer eens aan dat het ”verdiervriendelijken” van de intensieve veehouderij stukloopt op een systeem, waarin niet het dier uitgangspunt is, maar zoveel mogelijk geld verdienen.

Beleid en praktijk

Er is een verschil tussen de wereld van het beleid en de wereld van de praktijk. Voor een deel sluiten die op elkaar aan, voor een ander, belangrijk deel – daar waar de transitie al gestalte krijgt – niet. De grootverdieners in de huidige veehouderijsysteem doen sterk denken aan de machtige olieconcerns die voor de bühne wat doen aan hernieuwbare energie. Ze blijken niet bij machte en ook niet van plan om van koers te veranderen. Big agro, big oil, big pharma – grote winsten leiden tot grote investeringen en die hebben zo hun eigen dynamiek. De overheid faciliteert.

Eenzelfde gebrek aan transitie is terug te vinden in de prijzen die nog altijd worden uitgereikt aan ondernemers die bijdragen aan een duurzame en diervriendelijke veehouderij. Zo kan slechts één van de vier winnaars van de Deltaplan Veehouderij Awards 2024 van de Dierenbescherming worden beschouwd als voorloper of koploper: Those Vegan Cowboys. De andere drie (KalverenENWeij, Krullvarken, VrijLevenStal Heerlijkheid Linde) passen in de categorie van aanpassingen met instandhouding van het systeem. Hoe sympathiek ook hun pogingen om het leven van de dieren te verbeteren (meer bewegingsruimte, meer keuzevrijheid), de bedrijven breken niet met de gewoonte om in een vroeg stadium kalveren van de koeien te scheiden of om de varkens te verminken.

Those Vegan Cowboys

Bij Those Vegan Cowboys werken ze zonder dieren. De manier waarop zij ”kaas” produceren past eigenlijk niet bij een veehouderij award, vindt ook ceo Jaap Korteweg. Hij noemde de prijsuitreiking ”bijzonder”. Maar de Dierenbescherming is niet blind voor de zogeheten ‘eiwittransitie’. Vegakaas is een innovatie die het mogelijk maakt dat we met minder dieren voedsel produceren. Dat zou kunnen leiden tot een beter leven voor de dieren die overblijven, zo redeneert de Dierenbescherming.

Toekomst zonder stallen

Als we het over veehouderij hebben, zou er nagedacht kunnen worden over een toekomst zonder stallen. Een toekomst waarin het streven naar een dierwaardige varkens-, melkvee- of pluimvee-industrie wordt losgelaten. Omdat er nu eenmaal geen sprake kan zijn van én dierwaardigheid én hoge opbrengsten per eenheid product.

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) spreekt in de Staat van het Dier over het ontwerpen van nieuwe houderijsystemen. Iets waar volgens de RDA snel werk van gemaakt moet worden en waarbij de overheid een leidende rol zou moeten vervullen. Hoe die nieuwe houderijsystemen eruit moeten komen te zien, is nog onduidelijk. Ze zouden wel tegemoet moeten komen aan de behoefte van dieren om hun natuurlijk gedrag te vertonen en bijdragen aan een positieve staat van welzijn. Twee principes die de RDA nog nader gaat invullen.

Positief welzijn

Voorwerk is al gedaan door buitenlandse wetenschappers. In het tijdschrift Biology Letters (januari 2025) gaan ze uitgebreid in op de term positief dierenwelzijn, op ”het dier dat floreert door de ervaring van overwegend positieve mentale toestanden en de ontwikkeling van competentie en veerkracht.” Dat gaat verder dan het verzekeren van een goede fysieke gezondheid en het voorkomen en verlichten van lijden. ”Het omvat dieren die positieve mentale toestanden ervaren als gevolg van belonende ervaringen, inclusief het hebben van keuzes en kansen om actief doelen na te streven en gewenste resultaten te bereiken”.

Pioniers

Het is de vraag of een door de overheid geregisseerde transitie mogelijk is. Een top-down benadering is minder kansrijk dan een transitie van onderop, van de pioniers, degenen die experimenteren met nieuwe vormen van veehouderij, waarbij het dier het uitgangspunt is.
De veelal kleinschalige houderijen hebben hun eerste schreden op het transitie-pad al gezet. Deze flexibele ondernemingen met kippen, koeien, varkens, geiten en paarden steken overal in Nederland de kop op. Boeren die ”business-as-usual” beu zijn, kunnen aanhaken met vormen van landbouw die het midden houden tussen groot- en kleinschalig. Zo wordt er wel een toekomst gezien voor de (nieuw woord!) ”melkveehoutboer”: een boer die een voedselbos combineert met het houden van koeien en die het krachtvoer van eigen land haalt, niet alleen in de vorm van maïs, maar ook in de vorm van eiwitrijke veldbonen.

Over geluksvogels, buitenvarkens en ecokoeien

Bij de beweging van Caring Farmers hebben zich inmiddels ruim driehonderd boerenbedrijven aangesloten op het gebied van veehouderij, akkerbouw, en tuinbouw. Als het om dieren gaat, komen we namen tegen als geluksvogels, buitenvarkens en ecokoeien. Er zitten kleine, middelgrote en ook enkele grote bedrijven bij, sommige gemengd, andere gespecialiseerd. Opvallend is de diversiteit. Opmerkelijk is de groei die de beweging doormaakt. Caring Farmers streeft naar een marktaandeel van 10% dierwaardige producten in 2030. Dit zou betekenen dat:

  • 10% van de zuivel komt van boerderijen waar de kalveren bij de koe blijven en de dubbeldoelkoeien met hoorns grazen in kruidenrijke weilanden
  • 10% van alle eierverkoop komt van dubbeldoelkippen: kippenrassen waarvan de hennen eieren leggen en de haantjes en oude leghennen worden verkocht als vlees;
  • 10% van de varkensvleesconsumptie komt van boerderijen waar álle varkens toegang hebben tot een modderpoel;
  • 10% van al het vlees, eieren, zuivel wordt geproduceerd met de allerbeste slachtmethoden, zo kort mogelijk transport en met een leven waarin het dier echt wat te beleven had.

Bijzondere protestbeweging tegen de bulkproductie van de agro-industrie

Caring Farmers laat zien hoezeer de transitie van de veehouderij is verweven met de eiwittransitie. En ook met de behoeften vanuit de maatschappij om meer betrokken te raken bij de voedselproductie. Herenboeren en voedselbossen hebben een belangrijk aandeel in de beweging. Je zou het in zekere zin zelfs kunnen beschouwen als bijzondere protestbeweging tegen de bulkproductie van de agro-industrie.

Maar Caring Farmers is meer dan dat. De boeren die zich bij deze beweging hebben aangesloten proberen de overheid zo ver te krijgen dat pioniers, koplopers meer ruimte krijgen en belemmerende factoren worden weggenomen. Wat vaak buiten beschouwing blijft is dat de transitie sterk afhankelijk is van de verdeling van grond. Een goot deel van de landbouwgrond in Nederland staat ten dienste van de intensieve veehouderij, 73% wordt gebruikt voor de productie van veevoer: gras, granen, snijmais en voederbieten. De prijs van die grond is de afgelopen jaren tot ongekende hoogten gestegen. Dat verschaft de gangbare landbouw een grote machtspositie.

Urgenda heeft met onderstaande video inzichtelijk gemaakt welke reorganisatie de Nederlandse grondeigenaren met een transitie te wachten staat. Tegelijkertijd wordt duidelijk hoe moeilijk het zal zijn om deze herschikking te realiseren.

Biologisch als tussenstap

Ondertussen blijven de ogen gericht op de biologische landbouw. Maar deze vorm van landbouw heeft – zolang er dieren aan te pas komen – één belangrijk nadeel: minder efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte ten gevolge van extensivering. Simpel gezegd: in het systeem van de gangbare veehouderij betekenen meer dieren meer uitstoot, maar er is tegelijkertijd ook een ontwikkeling gaande van een hogere productie per dier. Dat zou tot een lagere footrpint per ei of liter melk leiden.

”Een belangrijke conclusie is dat het lastig is, zo niet onmogelijk, om een generieke uitspraak te doen wat nu beter voor het milieu is, gangbaar of biologisch”, concludeerden onderzoekers van Wageningen Universiteit & Research al zes jaar geleden. En in feite is dat nog steeds zo. Biologische veehouderij is geen alternatief voor gangbare veehouderij, maar kan wel worden gezien als tussenstap, wanneer er al sprake is van een afname van de consumptie van dierlijke producten en dus van het telen van veevoer.

Geen dierlijke eiwitten meer nodig

George Monbiot beschrijft in zijn boek Regenesis wat er gebeurt als dierlijke eiwitten helemaal niet meer nodig zijn om de wereld te voeden. Omdat er zulke goede alternatieven bestaan voor de veehouderij. Bijvoorbeeld microbiële fermentatie. We zouden volgens Monbiot het grootste deel van het land dat nu wordt gebruikt voor landbouw weer kunnen teruggeven aan de natuur. ”We kunnen ons er nu nog geen beeld van vormen, maar op een dag zal dit voedsel ons misschien even vertrouwd zijn als brood en kaas – wat ooit innovaties waren in de landbouw.”

Zo’n verandering voltrekt zich aanvankelijk altijd langzaam, aldus Monbiot. Maar op een gegeven moment gaat het snel. ”Dan wordt er waarschijnlijk een kantelpunt bereikt en is het gedaan met het bestaande systeem.” En: ”Iets wordt pas onacceptabel wanneer het kan worden veranderd. Dan wordt het gemakkelijker voor overheden om subsidie af te bouwen en de regels voor milieueffecten en dierenwelzijn aan te scherpen.”

Niet dat de vertegenwoordigers van het bestaande systeem zich gemakkelijk gewonnen zullen geven. Monbiot citeert op pagina 289 Machiavelli: ”De vernieuwer vindt al degenen tegenover zich die het goed hebben onder de oude orde.” Zo bezien is de opkomst van BBB in Nederland, de benoeming van twee BBB bewindslieden op het landbouwministerie en het omdopen van dit ministerie in Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, een niet te onderschatten voorproefje. De tegenkrachten van de eiwittransitie hebben zich nadrukkelijk gebundeld.

Bulkproductie met dierwaardig imago

De bulkproductie zal voorlopig nog wel even worden voortgezet en de producenten zullen zich een dierwaardig imago proberen aan te meten. Bij de Wageningen University & Research (WUR) staan in elk geval onderzoekers klaar om aan te tonen dat industriële veehouderij en dierwaardigheid wel degelijk samen kunnen gaan. En bij het ministerie van LVVN zijn ze niet te beroerd om daarvoor de portemonnee te trekken. Om bij de kippen te blijven: het meest recente voorbeeld van een aanpassing van de stallen ten behoeve van dierwaardigheid, zijn een stofbadhuis en een mestschuifel. Door deze aanpassingen hoeven de kippen niet langer in hun eigen poep rond te scharrelen en kunnen ze een stofbad nemen in een schone omgeving.

In een proefopstelling lijkt dat te werken. Bij WUR spreken ze al over een ”gelukkige kip door nieuwe innovaties”. Maar uitgaande van stalcompartimenten met 3000 (biologisch) tot 6.000 (Beter Leven Keurmerk) dieren zal dat geluk lang niet voor alle kippen zijn weggelegd. Simpelweg omdat al dat gebadder behoorlijk wat ruimte in beslag neemt. Het stofbaden is een collectief gebeuren, waaraan de kippen niet dagelijks, maar wel enkele keren per week willen deelnemen. Een kip heeft daarvoor op z’n minst eens in de drie dagen gedurende een half uur zo’n 30 vierkante centimeter nodig.

111 kippen per bad-beurt

Om uit te rekenen met hoeveel badruimte er rekening moet worden gehouden, ben ik uitgegaan van een mooie zomerdag. Het badhuis is open van 10 tot 19 uur. Van de 6000 kippen in een compartiment willen er deze dag 2000 kippen een stofbad nemen van een half uur. Dat zijn er 111 per bad-beurt. Dat zou bij een oppervlak van 0,3 m2 per kip betekenen een bad-oppervlak per compartiment van 33,33 m2. Bij een vloeroppervlak per compartiment van 666,66 m2 komt dat neer op een ”verlies” aan ruimte van 5%.

Dat percentage zal in de praktijk waarschijnlijk hoger uitvallen, omdat ik geen rekening heb gehouden met allerlei vertragingen in de doorstroming van de badgasten. In het badhuis moet ook ruimte zijn voor gedoe tussen kippen: ”Ik was eerst. Nee, ik was eerst”.

Los van de haalbaarheid, een stofbadhuis doet niets aan een groot welzijns- en gezondheidsprobleem in de pluimvee-industrie: de eerder genoemde breuken in het borstbeen. Bijna alle kippen in de zeer veelvuldig toegepaste volièresystemen hebben er last van. Er lijkt sprake van een samenhang met de opgevoerde eierproductie. De vraag is hoe gelukkig een kip wordt van een stofbad als deze activiteit met de nodige pijn gepaard gaat.