Wet Dieren


De Wet dieren dateert uit 2013 en onderkent dat dieren ”wezens met gevoel” zijn. Uitgangspunt is de intrinsieke waarde van dieren. Dat lijkt heel wat, maar er is veel kritiek op de wettelijke bescherming van dieren in Nederland.

In de wet (artikel 1.3) waren tot maart 2024 de vijf vrijheden van Brambell opgenomen. Die hielden in dat dieren vrij moesten zijn van:

a. dorst, honger en onjuiste voeding;
b. fysiek en fysiologisch ongerief;
c. pijn, verwonding en ziektes;
d. angst en chronische stress;
e. beperking van hun natuurlijke gedrag;
”voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd”.

Open normen

Deze tekst had leidraad moeten zijn bij nadere wetgeving. Maar 1.3 was lange tijd een zogeheten open norm met een zogeheten indirecte werking. De erkenning van de eigenwaarde van dieren hield niet in dat de Wet Dieren een instrument is om het welzijn van dieren beter te waarborgen. De Wet dieren had niet expliciet als doel om het beschermingsniveau voor dieren te verhogen, zo stelt bureau Berenschot in een in 2020 uitgevoerde evaluatie vast. Het uitgangspunt van de Wet dieren was de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier (artikel 1.3 Wet dieren). Maar doordat deze grondslag onvoldoende handvatten voor de praktijk biedt, was de waarde hiervan voor het beschermingsniveau van dieren in de praktijk onvoldoende, aldus Berenschot.


” In de maatschappij leven verschillende opvattingen over wat de intrinsieke waarde van het dier behelst. Voor de een betekent deze waarde dat dieren gevrijwaard van menselijk ingrijpen moeten zijn, voor de ander dat menselijk ingrijpen wel is toegestaan, mits het welzijn van de dieren niet wordt aangetast. Omdat een eenduidige interpretatie van de betekenis van intrinsieke waarde niet te geven is, is derhalve niet voorzien in een nadere duiding van dit begrip in het wetsvoorstel.”  Eindrapport Evaluatie Wet Dieren, Bureau Berenschot  2020


De Wet Dieren is vooral een raamwet. De wet stelt een beperkt aantal regels en biedt daarnaast de mogelijkheid allerlei zaken te regelen in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB´s) en ministeriële regelingen. Voorbeelden daarvan zijn het verstrekken en verkopen van diergeneesmiddelen, het vervoeren van dieren, het fokken van dieren, welke dieren wel en niet mogen worden gehouden (positieflijst) en het doden van dieren.


NVWA kan ook bij open norm handhaven

Toch zijn open normen - zoals het voorkomen van pijn en stress - niet helemaal waardeloos. De NVWA blijkt wel degelijk in staat ook op grond van een open norm te handhaven. Er moet dan wel bewijs zijn dat dieren stress ervaren, in de vorm van wetenschappelijk onderzoek of een advies van een organisatie als de EFSA (Europese autoriteit voor voedselveiligheid).
Zo is de NVWA per 15 augustus 2024 overgegaan tot handhavend optreden als bij slachterijen groepen varkens worden gemengd. De NVWA heeft daarover al in 2022 van Wakker Dier een verzoek om handhaving gekregen. De NVWA erkent dat het mengen van varkens die elkaar niet kennen, zorgt voor stress en onrust bij deze dieren. Om daartegen te kunnen optreden beroept deze instantie zich ook op de Transportverordening. Die bepaalt dat dieren die elkaar vijandig zijn gezind, gescheiden moeten worden vervoerd. Dat betekent dat ze eenmaal bij het slachthuis niet alsnog bij elkaar gebracht kunnen worden, aldus de NVWA in een toelichting op het besluit om tot handhaving over te gaan.

Pleidooi voor grondrechten in de grondwet

Ook de juriste Janneke Vink heeft veel kritiek op de wettelijke bescherming van dieren. Ons land loopt achter, stelt ze vast. Dieren zijn voor het behartigen van hun belangen nog steeds afhankelijk van de welwillendheid van mensen. Als het erop aankomt, gaan menselijke belangen voor. Dan blijkt de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier uitsluitend van toepassing op de staat: die moet bij het opstellen van wetten en regels daarmee rekening houden. In de praktijk mag de integriteit van het dier worden aangetast als dat ”redelijkerwijs” noodzakelijk is.

Vink pleit voor het opnemen van grondrechten van dieren in de grondwet. Zolang dat niet mogelijk is, moet toch op z’n minst dierenwelzijn als staatsdoelstelling in de grondwet worden opgenomen. Door dit grondwettelijk (in plaats van in een Wet Dieren) te regelen, krijgen dieren een status gelijkwaardig aan die van de mens. Het is dan minder makkelijk om de belangen van dieren te negeren of te ”overrulen”.

Er is volgens Vink op dit moment voor dieren geen enkele garantie dat hun belangen in overweging worden genomen door de overheid. De rechtsbescherming die zij hebben is voor meerdere uitleg vatbaar en onzeker, stelt zij. Voor de handhaving van dierenwelzijnsnormen zijn dieren volledig afhankelijk van tal van onzekere factoren, zoals de aanwezigheid van voldoende budget en de bereidheid om op te treden.

Amendement Vestering

In 2021 is het amendement Vestering aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Het veroorzaakte een hoop reuring. Onrust ontstond omdat het aanstuurt op een aanpassing van huisvestings- en houderijsystemen aan de behoeften en het gedrag van dieren. Dit houdt een omkering in van de bestaande situatie. Lees de publicatie over het amendement Vestering (Dierenwelzijn, de wet en onze democratie), klik hier

Amendement De Groot (D66) en Van Campen (VVD)

Op 19 maart 2024 is het amendement Vestering dat met grote vertraging op 1 juli 2024 in werking zou treden, door de Tweede Kamer geëlimineerd. klik hier Ervoor in de plaats kwamen wetswijzigingen die de komst van een dierwaardige veehouderij mogelijk moeten maken, maar tegelijk ver vooruitschuiven.

De Tweede Kamer ging akkoord gegaan met een amendement van Tjeerd de Groot (D66) en Thom van Campen (VVD). Het alternatief dat de Partij voor de Dieren had uitgewerkt voor het amendement Vestering (met wettelijke voorschriften waaraan veehouders zich per 2040 moeten houden) haalde het niet. Maar dat alternatief hangt nog wel boven de markt. Esther Ouwehand komt met een initiatiefwet als de politiek de dieren weer wat gunstiger is gezind. Ouwehand zet door omdat zij vindt dat dieren wettelijk beschermd moeten worden.

Het amendement van De Groot en Van Campen kreeg op 19 maart 2024 een ruime meerderheid in de Tweede Kamer. PVV, VVD, NSC. D66, CU, Denk, Volt en JA21 stemden voor. Het grijpt in op artikel 1.3 en heeft daardoor nog altijd een indirecte en dus geen directe werking. De wetgever wordt opgeroepen op bij het stellen van regels rekening te houden met 1.3. ”….inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen….”

Toegevoegd: positieve emotionele toestand

Het amendement leidt wel tot een andere formulering van 1.3. In plaats van de oude tekst (zie begin van dit artikel) is de noodzaak van een positieve emotionele toestand toegevoegd. De Groot en Van Campen hebben er bovendien voor gekozen de vijf vrijheden van Brambell te vervangen. In de oude tekst stond dat voor de toepassing van de zorg dieren gevrijwaard moeten zijn van dorst, honger, etc. In de nieuwe tekst staat dat voor de toepassing van de zorg dieren, voor zover redelijkerwijs kan worden verlangd, worden voorzien van voldoende voeding, etc. Daaraan is een positieve emotionele toestand toegevoegd, ontleend aan een advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) over een dierwaardige veehouderij.


Uit het amendement De Groot/Van Campen, aanpassing artikel artikel 1.3 lid 3:

1. In de aanhef wordt “zijn gevrijwaard van” vervangen door “, voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd, worden voorzien van”.
2. De onderdelen a tot en met e komen te luiden:
a. voldoende voeding van een goede kwaliteit;
b. een comfortabele en veilige omgeving met een goed klimaat;
c. waarborgen voor een goede gezondheid en het voorkomen van pijn,
d. voldoende mogelijkheden om te voorzien in hun gedragsbehoeften, en
e. een positieve emotionele toestand.


Artikel 2.3a Dierwaardige veehouderij

Taalkundig verdient het amendement zeker niet de schoonheidsprijs. Inhoudelijk blijven de bezwaren van Bureau Berenschot overeind (zie boven). De indieners van het amendement onderkennen de juridische tekortkomingen en proberen die te ondervangen door een artikel toe te voegen dat aan artikel 1.3 op termijn een concrete uitwerking moet gaan geven.

Na het bestaande artikel 2.3 over het gebruik van dieren is een nieuw wetsartikel: 2.3a over een dierwaardige veehouderij in de wet Dieren opgenomen. Volgens dat artikel moet de wetgever met algemene maatregelen van bestuur komen. Die regels moeten uiterlijk in 2040 een dierwaardige veehouderij bewerkstelligen. Dat klinkt heel definitief, maar is het niet. De wettekst sluit niet uit dat voor ”bepaalde situaties” een langere termijn noodzakelijk is.

Verplicht op cursus dierenwelzijn, maar waar?

Sinds 1 januari 2024 bevat de Wet dieren een artikel (5.10a) waarin staat dat de minister maatregelen kan treffen die houders verplichten tot het volgen van een cursus of training. Deze bepaling geldt niet voor gevallen van dierenmishandeling, waar het Openbaar Ministerie en de strafrechter aan te pas komen. Het gaat om houders die de wet Dieren overtreden en te maken krijgen met de bestuursrechter.

Op 26 augustus 2024 heeft de minister van Justitie D. van Weel bekend gemaakt dat deze maatregel nog niet opgelegd kan worden. Er zijn volgens hem ”niet voldoende” cursusmogelijkheden. ”Dit wordt momenteel nader uitgewerkt”, aldus Van Weel.